2018-02-23 Phils

VRIJDAG 23 FEBRUARI 

Sight-seeing: wat is dat ook alweer…?

Stephen had gezegd dat er vanaf zeven uur ontbijt werd geserveerd, maar als ik mij om prompt zeven uur bij de receptie aanmeld, blijkt dat vanaf half acht te zijn. Maar het meisje van de receptie loopt even met mij mee naar het keuken van het open restaurant, om te kijken hoeveel rek er in zit. En ja hoor ze willen wel alvast een ontbijtje voor mij klaarmaken.

Halverwege mijn omelet met tomaat en kaas staat Stephen al naast mij om te zeggen dat Julius – via wie hij voor € 38,- de boot – heeft gehuurd – al op ons staat te wachten. Ik moet nog douchen en mijn spullen bij elkaar pakken, maar om acht uur zitten we in de tricycle en om half negen staan we op het strand bij een tentje de registratieformulieren in te vullen: ook met een privé-boot kun  je kennelijk niet zomaar de zee op.

De catamaran Anna Rae zelf, met de captain, is nog niet gearriveerd, maar komt tien minuten later aanvaren. Julius gaat mee als bootmaatje. Hij helpt mij samen met Stephen langs een smalle loopplank aan boord en duwt met een lange stok de boot naar dieper water.

We boffen met het weer: een wolkenloze hemel en een stevig maar aangenaam briesje. De zee is woelig, met af en toe hoge golven, en de (stinkende) dieselmotor moet flink zijn best doen, maar ik geniet van de wind langs mijn gezicht en de deinende dans die de  boot maakt met de golfpieken en -dalen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijna een half uur later komen we aan op Christal Cove Island. Inderdaad een bijzonder oord

Mijn beeld van een maagdelijk eilandje zonder bezoekers moet ik wel even bijstellen: al is het nog vroeg in de ochtend, er lopen toch al heel (groepen) toeristen rond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overal tussen het groen staan de meest wonderlijke bouwsels van bamboe en drijfhout, die de eigenaar heeft bedacht.

 

 

 

 

 

 

 

 

In een klein museumpje is een collectie te zien van bijzondere schelpen en koralen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook hangen er een paar schilderijen van de hand van de eigenaar, die eh… laat ik maar zeggen… niet helemaal mijn smaak zijn.

 

 

 

 

 

 

 

Een ervan is een reproductie van een grappige trompe l’oeuil. Kijk maar even goed.

 

 

 

Het museum is aan de onstuimige noord-oostkant van het eiland, waar ik wel wat langer had willen blijven.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Binnen een uur hebben we zo ongeveer alles wel gezien en gaan we bij het buffet – met schommels als stoelen – een drankje halen: ik een kokosmilkshake, de jongens een instant-soep met beef.

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de terugweg blijven we nog even kijken naar een groepje  ‘hawaaiiaanse’ dansers met mooie hoofdtooien.

Dan heb ik nog een kwartier de tijd om in een met lege plastic flessen afgezet stukje zee – vanwege alle boten die daar af- en aanvaren – in mijn eentje een beetje rond te poedelen, (voorzichtig, want het water is ondiep en zit vol met het schelpengruis, de stenen en de stukken koraal): Stephen heeft mij beloofd dat ik op tijd bij de FastCat ferry naar Mindoro zou zijn – en hij neemt zijn taak serieus.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terwijl ik te water ga, houdt hij mijn kokosshake vast en past op mijn tas.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daar komt de boot alweer aan. In een mum van tijd heb ik mijn  natte badpak uit en mijn luchtige jurk weer aan. Vlot wordt ik aan boord geholpen, de bootsman puntert ons naar open water en dan is het weer genieten van de dans op de golven.

Op de terugweg hebben we de wind mee, dus gaat de reis wat vlotter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

… En  dan zijn we weer op het strand van Boracay.

Op weg naar het hotel per tricycle scoor ik  nog tandpasta bij een drogist en wat pecunia bij een ATM.
Mijn koffers zijn in een mum van tijd gepakt, dan nog even betalen en… op naar de haven voor de 10-minuten boottocht naar Cáticlan, waar Stephenvals eerste aan de kassa is voor een FastCat ticket business class (met airco) We zijn zo ruim op tijd, dat we nog een uur rustig kunnen lunchen en nagenieten voordat ik aan boord ga.

Op weg naar Peerke en Leny

De terugtocht verloopt wat sneller, omdat we de wind mee hebben.
Op weg naar het hotel stoppen we nog bij een drogist voor wat tandpasta en een pinautomaat om weer wat flappen te tappen. Dan is het douchen, koffers pakken, uitchecken en hup in de tricycle naar de haven, voor de ferry naar Caticlan. Daar moeten we ons nog even door door de drukte heen worstelen en een eindje lopen naar de FastCat aanlegplaats.

We zijn er een kwartier voordat de het kaartjesloket voor Bulalacao open gaat, maar we zijn dan ook de eersten. Gelukkig is er een stoel, want ik moet even bijkomen van de rush :-).
Ik neem een business class ticket (€ 9,80 voor de vaart van drie à vier uur), omdat daar airco is.

Dan moeten we ons nog even aanmelden bij de havenmeester, om mijn ticket en paspoort te laten zien en een formuliertje in te vullen.
Hèhè, nu zijn we klaar. En we hebben nog een anderhalf uur de tijd. Dus zoeken we een cafetaria met airco op en genieten in alle rust van een lekkere afscheidslunch.

Dan moet ik beslissen hoeveel ik Stephen betaal voor zijn toegewijde zorg van de afgelopen 24 uur (“Geef hem maar wat goed voelt”, had Abdul gezegd, “Het is voor hem ook een vriendendienst die hij mij bewijst”). Ik gok op 3000 pesos. Dat is ongeveer € 48,- en voor de gemiddelde Filippijn één/derde maandinkomen. Stephen vindt het wel veel, maar ik gun het hem van harte.

Ik ga hem waarschijnlijk nog terugzien, want ik overweeg om 2 maart, als ik doorreis Vietnam, ook weer via Caticlan naar Manila te vliegen in plaats van de lange auto-/bootroute van plusminus 7 uur te nemen via Calapan en Batangas. En hij staat erop om mij dan weer op te wachten en naar het vliegveld te brengen.

Als hij mij na de lunch met mijn koffers heeft geïnstalleerd in de wachtruimte, nemen wij roerend afscheid. – en dan is hij verdwenen.

Ik kijk op mijn smartphone en zie een bericht van mijn vriend Peerke dat ik in Bulalacao met de jeep zal word opgehaald door Ryan, één van hun helpers die mij kent, die net vorige week is getrouwd. Ook dat is dus geregeld. Nu kan ik helemaal ontspannen.

Ook bij het aan boord gaan van het driedeks-schip krijg ik als senior citizen alle hulp. In de – gelukkig niet overvolle – business class blijkt de airco defect, maar in het gangpad staan wel een aantal ventilatoren.

Ik heb gelukkig mijn donskussen bij me en het grootste deel van de reis doezel ik af en toe even weg op de trage deining van het schip.

Als we om kwart over zeven aankomen wacht ik tot alle passagiers zijn vertrokken. Dan wordt mijn bagage door vele handen naar van boord geloodst en naar  de jeep gebracht die Ryan al klaar heeft staan. Hij heeft een vriend meegebracht die ik niet ken.

Voordat ik me realiseer dat het huggen van personeel bij Filipino’s niet gebruikelijk is, heb ik Ryan al omarmd om hem te feliciteren met zijn huwelijk. Hij laat het wat schutterig over zich heen  komen en dan gaan we op weg.

Het is een oude, open jeep, zonder gordels, die aan alle kanten rammelt en hotst en botst over de soms hobbelige wegen. Via het stadje Bulalacao gaan we steeds verder van de bewoonde wereld af tot we langs smalle weggetjes door de rimboe na ruim een half uur aankomen bij het verborgen paradijsje dat Peerke en Leny  hier met oneindig veel geduld en doorzettingsvermogen in de afgelopen tien jaar van droom tot werkelijkheid hebben gemaakt. Vorig jaar stond het grote woonhuis nog in de steigers en bivakkeerden we in het guesthouse, maar afgelopen zomer heeft ook dat zijn voltooiing gekregen.

Thuiskomen…

Als Leny mij omarmt is het thuiskomen. “Kom maar mee, we hebben  beneden op het grasveld bij de zee een zitje gemaakt, en we zijn aan de pils”, zegt ze. Ik voeg me bij Peerke en hun vrienden Ali en Tess, die ik ken van vorig jaar en die hier gisteren zijn aangekomen voor een paar dagen. Ik deel het guesthouse met hen. Dit keer krijg ik de voormalige slaapkamer van Peerke en Leny, die heel gezellig is ingericht en een eigen badkamer en w.c. heeft.

Als we even hebben bijgepraat heffen we de zitting op het grasveld op en gaan we langs het pad naar boven. Daar kan ik eindelijk het prachtige nieuwe huis bewonderen, dat heel smaakvol en praktisch is ingericht, Als we de ronde hebben gedaan, gaan we aan tafel op de veranda voor een laat avondmaal – speciaal voor mij vegetarisch – met ijs toe.

Na afloop kijken we in de televisiekamer nog naar een film over de reis naar de poolcirkel en het Noorderlicht die Peerke en Leny afgelopen zomer gemaakt hebben, toen ze na de voltooiing van het huis vier maanden in Nederland waren.

En dan is het rond kwart over tien bedtijd.
Ik pak mijn koffers uit, neem nog een douche en dan val ik binnen de kortste keren in een diepe, droomloze slaap…

 

ZATERDAG 24 FEBRUARI

Jarig!

Ik word om negen uur wakker met het ruisen van de zee en de wind in de palmbomen.
Vandaag heb ik mijn 73ste levensjaar voltooiden nu ben ik 74.

Een kwartier lig ik genietend naar binnen te kijken en om mij heen: naar de zonneplekken op de bewegende gordijnen, de reproductie van een schaatstafereel van Breughel – en mijn eigen zeefdruk ‘We are forever blowing bubbles’ die ik Peer en Leny ooit cadeau heb gedaan.

Dan ga ik het zwembad in dat naast het guesthouse ligt. Het water is 24 graden en voelt als satijn.
Als ik gedoucht heb knoop ik een regenboogdoek om en loop naar het grote huis. Peerke zit op de veranda met een verrekijker en heeft een kite surfer gespot bij het schiereiland aan de overkant van de baai. Sinds kort heeft een Duitse vrouw daar een resort gestart.

Leny (die nu de honden uitlaat) en hij zijn al vanaf half acht op, want een paar van hun pupillen – kinderen van helpers, voor wie ze de studiekosten betalen – komen zaterdags altijd een aantal klusjes doen. En Peer moest met een van zijn jongens een elektrische transformator verbeteren en stenen plaatsen om erosie van een talud achter het huis te voorkomen.

“Ik heb vanochtend toch maar even een verjaardagstaart voor je gemaakt”, zegt Peerke langs zijn neus weg.
Wat een verrassing…
“Hij moet nog even in de koelkast om op te stijven. Maar wil je alvast een stuk proeven?”
Dat laat ik mij geen twee keer zeggen. Intussen is Leny ook weer terug en gedrieën keuren we de slagroomtaart met kersen goed.

Dan maakt Leny een ontbijtje voor mij klaar: thee en nasi met spiegelei en groentenkroepoek.

We hebben een lange conversatie over leven en dood (Leny’s broer is onlangs vrij plotseling overleden).
Als Ali en Tess terugkomen van hun ochtendwandeling gaat over de beproevingen die zij meemaken: hun kinderloosheid, het feit dat ze door hun werksituatie elkaar maar eens per drie maan den kunnen zien, de schulden die ze gemaakt hebben om een doodzieke ondankbare broer in leven te houden…
Na een tijdje uitwisselen ga ik in mijn kamer mijn verjaardagsmails beantwoorden en mijn blog weer eens bijwerken. Peerke begint aan de voorbereidingen voor de vegetarische barbecue van vanavond – en Leny gaat even plat.

Tegen vieren komen we weer samen om bij de thee met het restant taart de conversatie te hervatten. Daarna doet ieder weer zijn ding (ik houd een siësta, neem daarna een frisse duik en geniet van de zonsondergang) tot aan het borreluur, waarbij met gin-tonic wordt geklonken op mijn nieuwe levensjaar – en dat van Ali, die maandag jarig is.

De barbecue is een groot succes, mede door een niet-vegetarisch voorafje in de vorm  van boterzachte rauwe yellow tuna met wasabi – en kip voor de vleesliefhebbers.

Na het eten kijken we op National Geographic naar een documentaire over Maya opgravingen in Mexico.
Dan neem ik afscheid van Ali en Tess, die morgen om acht uur vertrekken – ik ben dan naar verwachting nog niet wakker – en trek mij terug in mijn slaapvertrek om mijn blog aan te vullen tot dit moment.

En nu om tien voor drie… tevreden en dankbaar onder zeil, na een bijzondere en onvergetelijke verjaardag.